Alle berichten van Cel Biologie

World’s deepest plastic bag found at bottom of Mariana Trench – highlighting spread of ocean pollution

The Telegraph
The bag at the bottom of the Mariana Trench
The bag at the bottom of the Mariana Trench. 

The world’s deepest plastic bag has been found at the bottom of the Pacific Ocean’s Mariana Trench, highlighting the spread of ocean pollution.

Scientists made the discovery at 36,000ft (10,898m) in the world’s deepest ocean trench, one of 3,000 pieces of man-made debris dating back 30 years.

Numerous international teams working around the world on over 5,000 separate dives and using deep-sea remote vehicles helped study the ocean beds to discover what lies beneath.

Over a third of the debris found was micro-plastic, with 89 per cent from single-use products.

The full findings of the study have been published in the journal Marine Policy. It shows how human activities are now also affecting deep-sea ecosystems.

The report said: “There is growing concern that deep-sea ecosystems are already being damaged by direct exploitation of both biological and non-biological resources – through deep-sea trawling, mining and infrastructure development, for example.”

Scientists from the Japan Agency for Marine-Earth Science and Technology in Yokosuka made the discovery.

Other waste found by the probe include metal, rubber, fishing gear, glass and various other man-made items.

The issue of plastic pollution and human impact on the oceans has captured the public’s imagination in the past year following the final episode of the BBC’s Blue Planet II, which showed the devastating impact of humans on the world’s seas.

The series highlighted the tragic impact this waste is having on marine life, with whales seen to be dying from toxic levels of plastic-related pollution.

BRON

Belgische paling herstelt maar niet.

Paling (foto: Sam Van de Poel)

Tien jaar van Europese bescherming heeft vooralsnog niet geleid tot een verbetering van het palingbestand in België. Migratiebarrières, pompgemalen, algemene milieuverontreiniging en habitatverlies blijven de grootste boosdoeners. Hoog tijd voor de overheid om versneld werk te maken van het maatregelenprogramma uit het Palingbeheerplan België.

De Europese paling is een tot de verbeelding sprekende vis die ergens in de Sargassozee uit het ei ontluikt, vervolgens als wilgenbladlarve met zeestromingen de Atlantische Oceaan oversteekt waarna ze als glasaal de Europese estuaria en rivieren koloniseert om tenslotte na 5-20 jaar groei (gele paling) als zilverpaling terug te keren naar de Sargassozee om er te paaien en te sterven.

In heel Europa is de palingpopulatie de laatste 40 jaar drastisch achteruitgegaan. De hoeveelheid glasaal die elk voorjaar aan de Europese kust arriveert, is herleid tot minder dan 3% van historische waarnemingen terwijl de hoeveelheid gele paling in de Noordzeelanden met ongeveer 90% is gedaald. Bijgevolg staat deze soort volgens de IUCN Rode Lijst van bedreigde diersoorten als kritisch bedreigd geboekstaafd. Klimaatgerelateerde wijzigingen in zeestromingen en/of marien voedselaanbod, migratiebarrières, milieuverontreiniging, invasieve parasieten en overbevissing zijn belangrijke oorzaken voor de populatiecrash.

Na 25 jaar talmen werd in 2007 een Europese Palingverordening van kracht die alle lidstaten verplichtte om voor elk stroomgebied een beheerplan op te maken met de bescherming en het herstel van de palingstand tot doel. Het Palingbeheerplan België, dat in 2010 definitief werd goedgekeurd, zette vooral in op het beperken van de palingvisserij, het oplossen van 37 prioritaire vismigratieknelpunten in Vlaanderen en het uitzetten van glasaal op locaties waar de soort op eigen kracht niet meer kan geraken.

Alle maatregelen ten spijt zijn nog geen tekenen van herstel merkbaar in België en de rest van Europa. Op basis van enkele langetermijnmonitoringsprogramma’s blijkt dat de intrek van glasaal aan de Belgische kust historisch laag blijft en dat paling (via de Maas) nauwelijks nog tot in Wallonië geraakt. Bovendien slaagt maar een fractie van de zilverpalingen erin om de zee te bereiken (11% in Vlaanderen), ver onder de 40% die in de Europese Palingverordening als doelstelling werd vooropgesteld om het voortbestaan van de soort op lange termijn te garanderen.

De Paling wordt in België nog te vaak verhinderd om vrij te migreren en wordt daarbij ook vaak simpelweg beschadigd of gedood door turbines en pompen. Daarnaast heeft hij onvoldoende geschikt opgroeihabitat in de vorm van natuurlijke oevers. Zijn voortplantingsvermogen wordt gefnuikt door de vele toxische stoffen die in het spierweefsel opstapelen en desondanks belandt de vis nog vaak op het bord.

Hoog tijd dus voor het beleid om een versnelling hoger te schakelen inzake toegankelijke kwaliteitsvolle waterlopen met een zo natuurlijk mogelijke afvoerdynamiek, een verdere verbetering van de waterkwaliteit, een sanering van de waterbodems en een aangepaste soortbescherming.

Wil je meer weten over de paling?

BRON: https://www.natuurpunt.be/nieuws/belgische-paling-herstelt-maar-niet-20180411

 

Haaien in onze Noordzee

Neen, een grote witte haai moet je niet onmiddellijk in onze Noordzee verwachten, daarvoor blijft het water ook in de zomer nog te koud. Hoewel duikers in 2006 er zo eentje meenden op te merken, zijn onze haaiensoorten meestal veel kleiner en/of helemaal niet gevaarlijk.

De diensten CITES en Marien Milieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu beschermen onze haaiensoorten.
CITES is de internationale overeenkomst die de handel in bedreigde dieren en planten regelt. Op de laatste Conferentie der Partijen (CoP17 – oktober 2016 in Zuid-Afrika) werd beslist om een aantal haaiensoorten bijkomend te beschermen. De officiële inwerkingtreding van deze bescherming werd vastgelegd op 4 oktober 2017.

De reden van deze bescherming is dat deze soorten overbevist worden en de handel dus gereglementeerd dient te worden. De haaiensoorten werden op Europees niveau voordien reeds beschermd door andere wetgevingen en konden in het verleden dus al niet legaal worden gevangen in Europese wateren, noch worden binnengebracht vanuit andere wateren door schepen onder Europese vlag.
Met deze bijkomende bescherming door CITES wordt er op internationaal niveau aangegeven dat de handel in deze soorten niet zomaar mogelijk is. Deze handel wordt dus vanaf 4 oktober 2017 geregeld door een systeem van vergunningen.

 

Concreet betekent dit deze soorten niet zomaar in de EU/België kunnen worden ingevoerd. Er moeten zowel door het land van oorsprong als door het land van invoer in de EU CITES-documenten afgeleverd worden. Hiervoor moet er telkens eerst aangetoond kunnen worden dat het om een duurzame vangst gaat.

Het gaat om de zijdehaai (Carcharhinus falciformis) en alle voshaaien (Alopias spp.).
Naast deze haaiensoorten waren eerder al de reuzenhaai (Cetorhinus maximus), walvishaai (Rhincodon typus), mensenhaai (Carchardon carcharias), haringhaai (Lamna nasus), oceanische witpunthaai (Carcharhinus longimanus) en 3 hamerhaaien (geschulpte, grote en gladde; Sphyrna lewini, Sphyrna mokarran en Sphyrna zygaena) beschermd.

De meest voorkomende haaiensoort in onze Noordzee is de hondshaai (Scyliorhinus canicula) en nauwelijks meer dan een halve meter groot. De hondshaai wordt niet bedreigd en schopte het in 2015 zelfs tot vis van het jaar, op ons bord dan toch. Omdat hondshaai niet echt smakelijk klinkt – hoewel hij wel degelijk lekker is – wordt hij ook wel eens als zeepaling of zelfs zalm verkocht. Vroeger werd hij ook gebruikt om het dek te schrobben; zijn huid is immers net zo grof als schuurpapier. De redelijk grote en typische doosvormige eieren van de hondshaai vind je wel eens op het strand als aanspoelsel.

Onze andere Noordzeehaaien worden, net zoals haaien wereldwijd, bedreigd door vervuiling en overbevissing. In tegenstelling tot andere vissen, planten kraakbeenvissen zoals haaien en ook roggen zich veel minder en minder snel voort. Het duurt meerdere jaren voor ze volwassen zijn en ze hebben veel minder nakomelingen, wat ze extra kwetsbaar maakt.

De engelhaai (Squatina squatina) uit onze Noordzee behoort zelfs tot de 100 meest bedreigde diersoorten ter wereld. Vermits deze haai in het zand tussen tong en schol leeft, laat hij regelmatig het leven als ongewenste bijvangst.

Meer imposant en tot de verbeelding sprekend zijn de haringhaai (Lamna nasus) en de reuzenhaai (Cetorhinus maximus) die af en toe voor onze kust opduiken. In 2012 kwam een reuzenhaai nog zonnen voor onze kust ter hoogte van De Panne. In 2016 spoelde er daar ook eentje aan, helaas zonder het te overleven. Met een gemiddelde lengte van 6 à 8 m is de reuzenhaai de tweede grootste vissoort ter wereld. Gelukkig voor ons is deze reus een tandeloze vegetariër die leeft van plankton. De kans dat we onze kinderen binnenkort moeten vertellen dat de haringhaai en reuzenhaai uitgestorven zijn omdat we ze allemaal hebben opgevist, is echter bijzonder groot.

De volledige brochure: HIER

Bron: federale overheidsdienst

Nieuwe val voor de Chinese wolhandkrab

 Bron

In de strijd tegen de Chinese wolhandkrab heeft de VMM met de universiteit Antwerpen een nieuwe val ontwikkeld. Het systeem, waarbij de krabben door een gleuf in een metalen kist vallen, is met succes uitgetest en zal nu aan de vistrap in Grobbendonk geïnstalleerd worden.

De Chinese wolhandkrab is een invasieve krabbensoort uit Azië die sinds 1920 in de brakke en zoete waterlopen in Vlaanderen opduikt. De zoetwaterkrab heeft bij ons geen natuurlijke vijanden, waardoor de populatie ondertussen al zo groot is geworden, dat ze problemen veroorzaken in het aquatische ecosysteem. Het zijn omnivoren en eten alles op wat ze op hun weg tegenkomen: bladafval, planten, dode vissen… Ze graven holen in de oevers en woelen in de rivierbodem, waardoor deze vatbaarder worden voor erosie. Dit kan een negatief effect hebben op de waterkwaliteit en ecologische toestand van onze rivieren. Dus moeten we ze bestrijden.

Nieuwe val met succes getest

Omdat de krabben zich niet zo gemakkelijk laten vangen, heeft de VMM met ondersteuning van de Universiteit Antwerpen (UA) een nieuw type val ontwikkeld. Het is een metalen kist die eruit wat ziet als een brievenbus. Deze kist moet op de rivierbodem geplaatst worden, met de gleuf van de ‘brievenbus’ naar boven gericht. Rondom de kist komt er een helling vanaf de rivierbodem tot aan de gleuf.

Wolhandkrab 5De krabben zwemmen niet, maar kruipen over de bodem. Wanneer ze naar de monding van de waterlopen migreren om te paren, kunnen ze niet voorbij aan de brede ‘brievenbus’ en zullen ze via de gleuf in de bak vallen. Omdat ze niet kunnen zwemmen, kunnen ze er ook niet meer uit. De kist zal van de ene oever tot de andere oever reiken, waardoor ze er ook niet naast kunnen glippen.

Een prototype van deze bak met helling hebben we getest in de Mesodrome onderzoeksfaciliteit van UA en met succes. We hebben de testen herhaald met verschillende aantallen krabben en allemaal vonden ze de weg naar de kist binnen de 10 minuten.

De krabben zijn echter met duizenden en de ‘brievenbus’ zal gauw vol zitten. Om dit te vermijden zal aan de zijkant van de kist een buis gemonteerd worden. De buis is binnenin bekleed met een ijzeren net voor een optimale grip. Op zoek naar een uitweg zullen de krabben langs de buis naar boven kruipen. De buis zal naar de oever oplopen en daar uitmonden in een grote vergaarbak. Eens deze bak vol zit, hoeven we deze enkel leeg te scheppen en de krabben af te voeren.Wolhandkrab 1

De val zal nu op grote schaal nagebouwd worden. In het voorjaar van 2018, net voor de voorjaarstrek van de krabben, zullen we een val van 8m breed plaatsen aan de vistrap van Grobbendonk. De vergaarbak zal op de oever geplaatst worden. De vangstefficiëntie en dus het succes van de val zal opgevolgd worden door VMM samen met de UA. Na evaluatie kan dit type val eventueel nog op andere plaatsen in het Netebekken toegepast worden.

Welk effect hebben de krabben?

Kunnen wolhandkrabben dan echt zoveel schade aanrichten? Om dat uit te zoeken, hebben we aarvederkruid vanaf kiemplantjes laten groeien in vijvers in de onderzoeksfaciliteit Mesodrome van de Universiteit Antwerpen (www.uantwerpen.be/mesodrome). Eens de planten volgroeid waren, werden er krabben toegevoegd in verschillende aantallen (respectievelijk 0, 1, 3 en 8 krabben per vijver). De achteruitgang van de vegetatie werd opgevolgd gedurende 25 dagen. We hebben ook de knijpsterkte van de scharen gemeten om te verzekeren dat de krabben sterk genoeg zijn om de plantenstengels door te kunnen knippen.

Wolhandkrab 2

De resultaten toonden duidelijk aan dat de krabben in staat zijn om de watervegetatie volledig te elimineren (foto rechts: experimentele vijvers van de Mesodrome. De bakken kunnen tot 3500L water bevatten en staan in een serre zodat ze blootgesteld worden aan een natuurlijk dag-nacht ritme, zonlicht en temperatuur.). De sterkte van hun scharen is hiervoor ook ruim voldoende.

Hun scharen knippen tot 45 Newton, wat staat gelijk aan de druk van ongeveer 4,5 kg terwijl de planten maar 0,6 Newton (~60 g) nodig hebben om doorgeknipt te worden. De vegetatie was al na 12 dagen volledig verdwenen in de behandeling met het hoogste aantal krabben, en leed ook sterke verliezen bij lagere aantallen.

Wolhandkrab 3

Op de grafiek links zie je de afname van de plantenbiomassa (in %) in functie van de tijd. Bij het hoogste aantal krabben was alle biomassa reeds na 12 dagen verdwenen. Bij kleinere aantallen duurde dit tot 25 dagen. Bij de laagste aantallen werd er amper een afname vastgesteld.

 

In de tijdelijk drooggelegde vistrap worden de eerste funderingen voor de krabbenval  gebouwd.

Wolhandkrab 4

 

Teruggekeerde blauwvintonijn in Noordzee gevolgd met satelliettags

Vijftig jaar geleden verdween de blauwvintonijn uit de Noordzee. Sinds kort is hij terug, in de wateren van Scandinavië. Zweedse en Deense onderzoekers gaan samen met het Wereld Natuur Fonds de zee op om de dieren te voorzien van een satelliettag.

Waarschijnlijk verdween de blauwvintonijn ooit door overbevissing. “We weten niet zeker waarom de tonijn nu terug is”, vertelt projectleider Ingvild Harkes. De satelliettags moeten antwoord geven op die vraag.

Door de tag te plaatsen, kunnen onderzoekers bijhouden waar de dieren vandaan komen en waar zij naartoe zwemmen. “Het is een fantastische vis, echt een icoon van de zee. We hopen dat de blauwvintonijn uiteindelijk ook weer naar Nederland komt.”

De blauwvintonijn is de grootste tonijnsoort en kan meer dan drie meter lang worden. De roofvis zwemt met gemak 70 kilometer per uur en kan tienduizenden kilometers ver zwemmen. Het gewicht van de vissoort kan oplopen tot 680 kilo.

Er zijn twee tonijnfamilies. Een komt vooral voor in de Golf van Mexico en de ander in de Middellandse Zee. In Japan is de vis zeer gewild door sushirestaurants. De blauwvintonijn is geclassificeerd als ‘bedreigd’.

Blauwvintonijn in de Noordzee Markus Lundgren/WWF
Het taggen van de Atlantische BlauwvintonijnWereld Natuur Fonds
De blauwvintonijn is geclassificeerd als ‘bedreigd’ Markus Lundgren/WWF

Zendertje

Normaal is het vissen op blauwvintonijn verboden, maar voor het onderzoek wordt een uitzondering gemaakt. De tonijnen worden uit het water gehaald, om vervolgens een tag te krijgen aan de buitenkant van het lijf.

Ook nemen de onderzoekers DNA af, zodat ze kunnen zien waar de vissen vandaan komen. “Er zijn twee locaties waar de blauwvintonijn veel voorkomt, namelijk in de Golf van Mexico en in de Atlantische Oceaan”, aldus Harkes.

Mankracht uit Zweden en Denemarken

Zowel vanuit Zweden als vanuit Denemarken gaan de onderzoekers de Noordzee op om de vissen op te sporen. Hoeveel dat er zijn, is nog niet bekend. “We hopen er natuurlijk zo veel mogelijk aan te treffen”, vertelt Harkes. “We hebben veertig satelliettags mee, maar we weten niet of ze in scholen komen of alleen.”

Het onderzoek duurt maximaal twee weken. De data van de tags komen pas na een aantal maanden of een jaar vrij, als de zender loskomt van de vis en weer naar de oppervlakte komt drijven. “Dan kunnen we precies zien waar de tonijn is geweest en waar de belangrijkste voedselgebieden zijn. Dan kunnen we daar goede beschermingsmaatregelen voor bedenken.”

Nederland

De blauwvintonijn is het afgelopen jaar twee keer in Nederland aangetroffen, maar leefde in beide gevallen niet meer. Een keer spoelde een vis aan bij de Brouwersdam in Zeeland, de schedel van een andere blauwvintonijn werd gevonden op Schiermonnikoog.

“Maar het is moeilijk om te zeggen dat de vis ook daadwerkelijk in Nederland zit”, legt Willem Renema van Naturalis uit. “Het lijkt goed te gaan met de populatie, want je ziet hem steeds meer in Het Kanaal en bij de Shetlandeilanden. De kans dat hij hier wel eens zwemt is best groot.”

BRON

Bruinvissen aangetrokken tot windmolens op zee?

15 november 2017


De Bruinvis komt steeds meer voor aan de Belgische kust. Via vliegtuigwaarnemingen onderzochten wetenschappers waar de zeezoogdieren zich het liefst ophouden, om hen zo beter te kunnen beschermen. Opvallend: enkele jaren na de installatie lijken ze ook aangetrokken te worden tot windmolens.

De Bruinvis is een van de kleinste tandwalvissen en heeft in tegenstelling tot andere dolfijnen een stompe snuit. Het zijn eerder schuwe dieren: ze zullen niet gauw uit het water springen of meezwemmen naast boten. In België staat de bruinvis geboekstaafd als kwetsbaar. Hij wordt onder andere bedreigd door bevissing (door het wegvangen van prooien), vervuiling en geluidsoverlast van schepen en installaties op zee of bijvangst.

De Bruinvis is beschermd dankzij de habitatrichtlijn van de Europese Unie. Daarvoor is onderzoek absoluut noodzakelijk. Verschillende landen die grenzen aan de Noordzee voeren regelmatig onderzoek uit en sinds 1994 zijn drie grootschalige projecten verwezenlijkt om de populaties van zeezoogdieren in kaart te brengen. Zo hebben wetenschappers ontdekt dat de bruinvissenpopulatie opschuift van de noordelijke naar de zuidelijke Noordzee en dus naar de Belgische wateren, waarschijnlijk door veranderingen in de voedselbeschikbaarheid. Die tendens geeft ons een grotere verantwoordelijkheid voor de bescherming van de soort.

Maar niet enkel informatie over de verspreiding van Bruinvissen is van belang. Voldoende kennis over hun habitatvereisten is ook cruciaal. In het kader van haar masterproef onderzocht Stephie Seghers in samenwerking met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) waar bruinvissen zich het liefst ophouden in de Belgische wateren.

In diepere wateren
Uit dit thesisonderzoek bleek dat Bruinvissen vooral voorkwamen in diepere wateren, tussen 25 en 40 m. Ze waren tijdens de surveys ook vaak te vinden in de nabijheid van bodemgemeenschappen die vooral ver van de kust en in de diepere delen van onze Noordzee voorkomen. Verder vertoeven bruinvissen waarschijnlijk het liefst op plaatsen waar prooien geconcentreerd zijn. Zo blijken ze de flanken van zandbanken te verkiezen boven vlakke bodems, die het grootste deel van het Belgische deel van de Noordzee innemen. Waarschijnlijk is dit te wijten aan een opwelling van voedseldeeltjes langs de flanken, wat prooidieren aantrekt.

De dieren lijken ook de voorkeur te geven aan helder water, met een lage hoeveelheid zwevende zand- en modderdeeltjes. Dit kan enerzijds verklaard worden doordat zonlicht gemakkelijker doordringt in helder water, wat de groei van fytoplankton bevordert. Daar komen dan weer andere organismen hogerop in het voedselweb op af, waaronder ook prooidieren van bruinvissen (zoals haring en zandspiering). Anderzijds is het ook mogelijk dat de zoektocht naar voedsel efficiënter gebeurt in helder dan in troebel water, doordat de zichtbaarheid beter is. Waarschijnlijk om dezelfde reden lijken bruinvissen de voorkeur te geven aan plaatsen met zwakke stromingen.

Verstoring
Scheepvaartroutes zijn dan weer minder in trek bij Bruinvissen, hoogstwaarschijnlijk door de geluidsoverlast van schepen. Tijdens de surveys was de densiteit van Bruinvissen verder weg van de routes aanzienlijk groter. Bruinvissen lijken windparken op zee ook te mijden. Dit was eerder onverwacht. Hoewel tijdens deze studie enkel surveys werden gebruikt waarin niet werd geheid (het hameren van windmolenpalen in de zeebodem), bleven de Bruinvissen de windparken waarschijnlijk enkele maanden of jaren na de installatie mijden door aanhoudende menselijke activiteiten.

Tijdens de surveys van 2012 en 2014, een hele tijd na de werkzaamheden, waren Bruinvissen wel meer gelijkmatig verdeeld in de Belgische wateren, ook in de windparken. Dit suggereert dat er na een tijdje gewenning optreedt. Mogelijk is er na langere tijd zelfs sprake van aantrekking: door een hoge voedselbeschikbaarheid en een beperkte verstoring door schepen in windparken.

Studies zoals deze zijn van groot belang om de Bruinvis te beschermen. Zo kunnen beleidsmakers de meest geschikte plaatsen aanduiden als beschermingszones.

Lees meer over de ecologische effecten van windmolens op zee in Natuur.Focus

Tekst: Stephie Seghers, Natuurpunt
BRON

“Coastbusters” gaan kust beschermen met innovatie technologie

Video : klik hier

Een rif van zeewier, mosselen en schelpkokerwormen moet voorkomen dat bij storm op de Noordzee tonnen zand wegspoelen. Een groep bedrijven en wetenschappers begint in de maand augustus met de aanleg van zo’n buffer, voor de kust van De Panne. Het consortium experimenteert trouwens ook al enkele maanden met mosselkweek nabij windmolenparken op zee. Ondermeer baggeraar Deme en textielspecialist Sioen zijn betrokken.

Bron KanaalZ Knack

DAG VAN DE WETENSCHAP

Marien Onderzoek: Veranderende Zee

Op zondag 26 november 2017 vindt de jaarlijkse Dag van de Wetenschap plaats. Ook dit jaar zet het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) de deuren open van het Marien Station Oostende en kan je aan boord gaan van het onderzoeksschip Simon Stevin. Tijdens deze editie vertellen zeewetenschappers je alles over de vele veranderingen die onze zeeën ondergaan.

Niet enkel onze (leef)wereld is in volle verandering, maar ook onze zeeën. Denk maar aan de invloed van klimaatverandering, wijzigingen in kustbescherming en problemen met niet-inheemse soorten. Tijdens deze editie van de Dag van de Wetenschap brengen wetenschappers je in aanraking met veranderingen in de zee en beantwoorden ze vragen zoals: hoe kunnen we veranderingen meten en hoe beïnvloeden ze ons dagdagelijkse leven. Stond je er bijvoorbeeld ooit bij stil dat toxische algen door menselijk toedoen sterk toenemen en een risico vormen voor onze gezondheid? Of dat de introductie van windmolenparken in het Belgisch deel van de Noordzee enerzijds een positief effect heeft op de biodiversiteit, maar dat er anderzijds verschillende mariene organismen, zoals bruinvissen (behorende tot de familie van de tandwalvissen), hier hinder kunnen van ondervinden? Deze onderzoekstopics en nog veel meer komen aan bod in het Marien Station Oostende (VLIZ) en aan boord van het onderzoeksschip Simon Stevin.

Ben je geïnteresseerd in marien onderzoek, hou je van labo’s, wou je al altijd eens rondneuzen op een onderzoeksschip? Wij hebben voor elk wat wils!

Een greep uit het aanbod van de zeewetenschappen die in het Marien Station Oostende of aan boord van het onderzoeksschip in de kijker geplaatst worden, kan je binnenkort hier raadplegen.

Mis de kans niet om aan boord van de RV Simon Stevin de sfeer te komen opsnuiven. De bemanning en de wetenschappers geven je graag uitleg over de werking van het schip en de staalnameapparatuur aan boord.

Ook dit jaar bieden we de mogelijkheid om een kop warme koffie, thee of chocolademelk te drinken. Je verwarmt jezelf ermee, maar je steunt tegelijkertijd ook de zee als goed doel!

___________________________________________________________________________

Voor de dag van de wetenschap  krijgen alle deelnemers (NELOS vanuit de Commissie Biologie) een privé rondleiding in de gebouwen van het VLIZ (met uitleg over onderzoeksprojecten) en jullie mogen aanboord op het onderzoeksschip de Simon Stevin.

Mis deze kans niet! En schrijf jullie in.

Graag inschrijven a.u.b.
Inlichtingen en inschrijving: biologie@ovos.be 

  • Wanneer: Zondag 26 november, 10:00 tot 11:30 (afspraak om 9u45 verzamelen)
  • Waar: Marien Station Oostende, Slipwaykaai 2, 8400 Oostende
  • RV Simon Stevin, t.h.v. Hendrik Baelskaai 1, 8400 Oostende
  • Gemakkelijk te bereiken met de gratis veerboot: Oostende centrum (Visserskaai) – Oosteroever (Maritiem Plein)
  • Voldoende parkeergelegenheid

Bron: VLIZ  Dag van de Wetenschap

 

Ook kwallen blijken te slapen

Als de zon ondergaat zakt deze Cassiopea-kwal naar de bodem om een uiltje te gaan knappen. Foto: L. Goentoro, Caltech

Primitieve kwallen uit het geslacht Cassiopea vertonen slaapgedrag. Volgens de biologen toont die bevinding aan dat slaap oeroud gedrag is dat gedurende de evolutie millennialang nagenoeg hetzelfde is gebleven (Current Biology, 21 september). Om gedrag te scharen onder slaap, moet het voldoen aan drie criteria: het organisme kent een periode van verminderde activiteit, reageert op dat moment minder op normaliter activerende stimulansen, en moet bij gebrek drang vertonen naar slaap. Met aquariumexperimenten tonen de onderzoekers aan dat de hersenloze en ruggengraatloze op de grond levende kwallen aan al deze criteria voldoen. De onderzoekers verwachten dat het achterliggende genetische mechanisme vergelijkbaar is met andere slapende organismen, waaronder mensen: melatonine wakkerde het slaapgedrag van de kwallen aan.

Video van Science over dit onderzoek
Bron : Door Steijn van Schie

Iedereen (zee)wetenschapper: meld merkwaardige strandvondsten

Het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) heeft een drietal initiatieven lopen waarbij burgers de wetenschap een stapje vooruit kunnen helpen. Iedereen die wel eens op een Belgisch strand komt, kan meedoen en bijdragen aan het onderzoek. Wat je achtergrond en leeftijd ook is. Zo kun je ‘Merkwaardige strandvondsten melden’, ‘Kwallen tellen’ en ‘Strandafval tellen en opruimen’. Eerst eens samen proberen onder begeleiding van een VLIZ-wetenschapper? Doe dan mee met de strandexpeditie op 25 augustus en neem al je koudwatervrees weg.


Foto: VLIZ – Leontien De Wulf

Als je onmiddellijk zelf aan de slag wil als burgerwetenschapper op het strand, dan lees je hieronder tot welke 3 projecten je kan bijdragen en wat je precies moet doen. Als je het eerst eens wil uitproberen onder begeleiding van VLIZ-wetenschapper Jan Seys, dan kun je op vrijdag 25 augustus meedoen aan de strandexpeditie. Lees meer. [bekijk fragment VRT Journaal 28 juli 2017]

Merkwaardige strandvondsten
Meld bijzondere vondsten op het Noordzeestrand
Heb je iets bijzonders gezien op het strand, maak er dan een foto van. Denk aan een bijzondere schelp, een kadaver van een bruinvis, een oude potscherf of opmerkelijk veel schuim op het water. Stuur de foto, samen met je naam en de datum en plaats van de vondst via e-mail naar seawatch-b@vliz.be . De onderzoekers van het Vlaams Instituut voor de Zee bekijken jouw vondst. Misschien word je wel de gelauwerde ontdekker van iets heel zeldzaams.

Kwallen tellen 
Tel het aantal aangespoelde kwallen op het strand en werk mee aan het ontrafelen van hun mysterieuze verschijn- en verdwijntrucs
Er zijn nauwelijks cijfers van de evolutie in het aantal kwallen voor de Belgische kust. Met jouw hulp kunnen onderzoekers achterhalen of er straks meer of net minder kwallen in de Noordzee zwemmen. Je telt op een wetenschappelijke manier het aantal aangespoelde kwallen op het Noordzeestrand. Dat doe je zo: zoek op het strand een strook waar kwallen aanspoelen. Vaak is dat op het natte gedeelte. Stap hier een minimum afstand van 100 meter af en bepaal hoe breed de strook wordt die je wil onderzoeken. Noteer lengte en breedte in meter. Tel nu per soort het aantal aangespoelde kwallen in je strook. Onvolledige of stukgereten kwallen tellen ook mee. De meest voorkomende bij ons zijn de blauwe haarkwal, de oorkwal, de kompaskwal en de zeepaddestoel. Hoe je die herkent, kan je lezen op deze website. Je stuurt alle gegevens en eventueel nog een foto door via de e-mail seawatch-b@vliz.be naar de onderzoekers van het Vlaams Instituut voor de Zee.

Opruimactie op het strand
Je helpt de toestand van de vervuiling op zee in kaart te brengen. En na elke telling gaat het afval dat je verzamelde in de vuilnisbak. Twee keer winst dus!
Je telt op een standaard manier het aantal stukjes kunstmatig afval op het Noordzeestrand. Dat doe je zo: begeef je naar de vloedlijn. Stap een minimumafstand van 100 meter af, noteer die afstand en verzamel alle kunststof stukjes en stukken afval op deze strook. Zijn er meerdere vloedlijnen evenwijdig aan elkaar, inspecteer die dan allemaal. Raap alle stukken plastic, nylon, papier, karton, glas … op. Bakstenen en hout laat je liggen. Tel het totaal aantal voorwerpen. Indien mogelijk weeg je ook de totale hoeveelheid kunstmatig afval. Eventueel maak je nog een foto. Stuur alle informatie (het aantal stuks afval, het gewicht, een foto) naar seawatch-b@vliz.be . Daarna deponeer je het afval in een vuilnisbak. Zo heb je ook meegeholpen aan de verwijdering van niet-natuurlijk afval op het strand.

Deze en vele andere burgerwetenschap-initiatieven (Citizen Science) uit België en Nederland, waarbij burgers een steentje bijdragen aan onderzoeksvragen, zijn te vinden op het platform Iedereen Wetenschapper van EOS Wetenschap.

Lees meer over hoe mariene Citizen Science-projecten kunnen bijdragen aan toekomstige kust- en oceaanmonitoringsprogramma’s in de Position Paper van de European Marine Board (EMB): ‘Advancing Citizen Science for Coastal and Ocean Research‘.

Bron : VLIZ