Categorie archieven: Commissies

De vergiftigde walvisvangst, een documentaire

30 MARCH 2017 | 11.29 UUR Door Maartje Kouwen

De Faeröers jagen op walvissen voor hun levensonderhoud.

Voor hun voorbestaan zijn Faeröers afhankelijk van hun jacht op zeevogels en walvissen. Maar niet alleen de dieren, ook de bewoners worden door deze traditionele manier van leven bedreigd. Een documentaire over walvisvangst, ecotoxicologie en oceaanvervuiling.

Recensie

Een grillig eiland. Honderden mannen die zich in allerijl met touwen en messen naar de kust haasten. Walvissen die wild spartelend aanspoelen op het strand. En een zee die rood kleurt van het bloed.

Het is de openingsscene van de nieuwe film The Islands and the Whales, en een regelmatig terugkerende scene in het dagelijks leven op de Faeröer-eilanden. Ooit woonde er niemand op de eilanden; de allereerste bewoners leefden in harmonie met de natuur. Nog steeds leeft de inmiddels flink uitgedijde bevolking voornamelijk van de natuur. Maar harmonieus is dat niet meer te noemen.

Behalve de bekende griendenafslachting laat de film ook zien hoe groepjes mannen met vangnetten vanaf de kliffen stormvogels uit de lucht zwiepen, en vervolgens de vogelkoppen eraf rukken tot de vogels stoppen met klapperen. In een nachtelijke expeditie gaat het er vergelijkbaar aan toe. Keer op keer laat twaalf man langzaam een touw vieren vanaf een steile klif; de mannen die eraan hangen, komen terecht in een kolonie jan-van-genten, die stuk voor stuk de nek om wordt gedraaid. Een andere steile klif heeft inmiddels een soort takelsysteem om gevangen zeevogels in groepjes van vijftig efficiënt omhoog te takelen.

Ondanks de lugubere scenes weet de regisseur bijna sympathie te wekken voor de Faeröers

Ondanks de lugubere scenes weet de regisseur bijna sympathie te wekken voor de Faeröers. Ze slachten dan wel en masse grienden en zeevogels, een alternatief hebben ze niet. Op de afgelegen en steile eilanden is er nauwelijks een andere manier om voedsel te bemachtigen dan jacht. De jacht is niet alleen nationaal erfgoed voor de van folklore en traditie doorspekte gemeenschap, het is ook bittere noodzaak.

De kijker volgt de sympathieke zeevogeljager Bárur uit Kvivik, die zijn gezin van drie jonge meisjes onderhoudt door dagelijks vogels te vangen en van veren te ontdoen, en ze aan vleeshaken ophangt in de vrieskou. ’s Avonds schuift iedereen in dikke gebreide truien aan tafel, waar vrouw Elsa schalen walvisvlees- en blubber klaarzet. Met wat ketchup werken ook de meisjes de taaie stukken naar binnen.

Keerzijde
Dat die levenswijze een keerzijde heeft – niet alleen voor de gedecimeerde populaties zeevogels – is de rode draad en steeds terugkerende boodschap van arts Pál Weihe, die zelf ook onderdeel uitmaakt van de gemeenschap. Hij onderzoekt inmiddels al bij drie generaties Faeröers de gezondheidseffecten van walvisvlees- en blubber. Hij test het kwikgehalte in haar en bloed bij de bevolking. En dat blijkt ongezond hoog bij mensen die traditioneel eten. Het vlees dat zij eten zou volgens hem in andere landen nooit verkocht en gegeten worden door het schrikbarend hoge kwikgehalte.

Aanvankelijk lijkt de arts geen missie te hebben; de meerdere generaties maken zijn proefpersonen vooral een heel interessante onderzoeksgroep. Maar de ontdekking dat bijvoorbeeld ook de kleine meisjes van Bárur ongezond hoge kwikgehaltes hebben, lijkt hem steeds feller te maken. De hoge kwikgehalte kunnen onder meer gepaard gaan met neurologische aandoeningen en verstoorde hersenontwikkeling. ‘We zijn de duizenden kinderen die we getest hebben actie verschuldigd.’

Flauwekul
Niet iedereen is ontvankelijk voor die boodschap. ‘Ik heb nog nooit gehoord dat iemand dood ging door kwik’, stelt Bárurs vader. ‘Wat een flauwekul.’ En ook Bárur zelf is niet van plan zich iets te laten voorschrijven: ‘De meisjes doen het prima op school; dat valt niet te rijmen met de kwik-uitslag. Wat ze later gaan doen moeten ze zelf weten, maar thuis eten we gewoon griend.’ Het is typerend voor de lagen in de bevolking: de ouderen en jongvolwassenen willen vasthouden aan hun traditie en staan ook fel tegenover een bezoek van Sea Shepherd die de jacht wil stoppen. Alleen de jongeren worden enigszins aan het denken gezet.

Opvallend is dat de Faeröers vooral niet hun hand in eigen boezem willen steken. De vogelpopulaties nemen volgens hen niet af door de jacht, maar doordat er geen plankton en vis meer is. Vogelmagen zitten vol plastic. De hele wereld is de zee aan het vergiftigen, en daarmee hun leven letterlijk aan het verzieken. Er moet geen einde komen aan hun traditie, maar aan de vervuiling.

Vergiftigd
Daarmee geeft de regisseur een opvallende draai een het beeld van de Faeröers die voorheen toch vooral als daders worden gezien: ze worden nu neergezet als slachtoffers van het harde bestaan dat ze leiden; gevangen op hun afgelegen eiland, met niets anders dan vergiftigd vlees.

Hoewel de regisseur daar niet volledig in slaagt, geeft de film wel een interessant inkijkje in het harde leven op de eilanden. Het zijn ook maar mensen, lijken de beelden van volksfeesten en huiselijke taferelen te moeten illustreren. En niet deze tradities, maar juist het vergiftigde vlees dat ze desondanks eten, zal bij menig kijker toch enig begrip voor de situatie wekken.

The Islands and the Whales
Regie door Mike Day
Productie Intreprd Cinema
vanaf 30 maart in Nederlandse bioscopen

Bron : bionieuws

Geslaagden DHV 2017

Op vrijdag 3 februari 2017 namen 30 kandidaten van OVOS deel aan het theoretisch examen voor DHV in Gent. Allen waren ze toen geslaagd !

Op zaterdag 11 maart 2017 namen 31 kandidaten van OVOS deel aan het praktijk examen DHV, van hen waren er uiteindelijk 28 geslaagd !

Proficiat aan de geslaagden !

Natuurlijk ook bedankt aan alle lesgevers, begeleiders en iedereen die de kandidaten geholpen heeft om te slagen.

De lijst geslaagden van OVOS kan u hieronder vinden:

Familienaam Voornaam Club
1 DE VRIESE Christophe ATLANTIC DIVING CLUB
2 EURLINGS Pieter-Jan ATLANTIC DIVING CLUB
3 GALLIN Geert ATLANTIC DIVING CLUB
4 VAN DURME Angelique ATLANTIC DIVING CLUB
5 BUYSE Julie GENTSE DOLFIJNEN
6 DERYCKERE Maarten GENTSE DOLFIJNEN
7 SERCU Vincent GENTSE DOLFIJNEN
8 SIERENS Inge GENTSE DOLFIJNEN
9 VAN OEVELEN Marika GENTSE DOLFIJNEN
10 VERSTRAETE Katja GENTSE DOLFIJNEN
11 RAVETS Gerdi HYDRA
12 VAN DE VELDE Gaëtan HYDRA
13 DE RAEDT Kim KORAALDUIVELS
14 BOBELYN Wim DE KREEFT
15 DECLAT Christophe DE KREEFT
16 VAN DEN BOSSCHE Joachim DE KREEFT
17 DE RUYCK Jan KGS MANTA
18 DE WILDE Dimitry KGS MANTA
19 FOUCART Luc KGS MANTA
20 BAUDÉ Luc SEPIA
21 BOLLEIN Wim SEPIA
22 CALLUY Marjan SEPIA
23 DURINCK Emanuel K.T.W.V.
24 HOUSSAM Mostafa ZEEPAARDJE (’t)
25 MUSSCHE Floris MANTIS DIVERS CLUB
26 PLOEM Thomas MANTIS DIVERS CLUB
27 DE CANNIÈRE Vincent PROFUNDA DIVING VZW
28 Paelinck Danny

Ernstig bedreigde palingen zwemmen onze Vlaamse rivieren op na 6000 kilometer lange trektocht

Oostende (2017.03.20) – Met de lente in aantocht is ook de jonge paling of glasaal terug. Vanuit zee zwemmen ze momenteel de rivieren en kanalen op, een tocht vol hindernissen. Hun aantal is, hier maar ook elders in Europa, nog slechts een fractie (2%) van wat aan glasalen 50 jaar geleden de rivieren opzwom. Een van de belangrijkste redenen voor deze sterke achteruitgang en de status ‘Ernstig bedreigd’ zijn de vele migratiebarrières voor naar zee zwemmende volwassen paling. Binnen het project LifeWatch volgen het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), de Universiteit Gent, het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) en VLAIO deze trek op met zenders. Een animatiefilmpje (zie onder) illustreert deze bevindingen.

Persbericht door: Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en LifeWatch Belgium, i.s.m. UGent en INBO

De Europese paling (Anguilla anguilla) is een van onze bekendste vissen. Ondanks jarenlang onderzoek kan de soort nog steeds niet gekweekt worden. Er bestaan wel palingkwekerijen, maar die kopen jonge wilde paling op om die vervolgens vet te mesten. Mede door consumptie en overbevissing is de palingpopulatie sinds de jaren 70 dramatisch (met 98%) gekrompen. Ook andere factoren zoals allerlei barrières tijdens de trek (stuwen, sluizen …), watervervuiling, ziektes en parasieten, tot klimaatverandering spelen een rol.

Deze achteruitgang is ook duidelijk bij de glasaalintrek aan onze kust. Jonge doorzichtige palingen van 5-10 cm lang (‘glasalen’) trekken elk voorjaar tussen februari en mei vanuit zee het zoete water op. Uit onderzoek de voorbije decennia blijkt het om nog slechts een paar procent te gaan van het aantal dat 50 jaar geleden onze rivieren opzwom. Om glasalen in België de kans te geven het zoete water te koloniseren, wordt – op basis van onderzoek van het INBO – sinds enkele jaren aangepast spuibeheer toegepast: hierbij zet de Vlaamse waterbeheerder Waterwegen en Zeekanaal NV tijdens de intrekperiode de sluizen bij hoog water op een kiertje.

Wanneer ze enkele jaren later volgroeid zijn, veranderen ze in het zogenaamde ‘zilverpaling-stadium’. Om de 6000 km lange trektocht naar de Sargassozee tot een goed einde te brengen ontwikkelen ze grotere vinnen en veranderen ze van kleur. Om beter gecamoufleerd te zijn tegen vijanden, meten ze zich een donkergrijze rug en een zilverwitte buik aan. En omdat ze tijdens de trek naar de Sargassozee niet meer eten, kwijnt hun spijsverteringsstelsel weg. Net als bij de jonge glasaal, botst ook de volwassen zilverpaling op heel wat hindernissen (waterkrachtcentrales, pompstations, stuwen en sluizen), maar dan in omgekeerde richting. Om inzicht te krijgen in hoe palingen deze soms gevaarlijke migratieknelpunten passeren en hun reisroute op zee vervolgen, zet het Europese project LifeWatch in op het zenderen en volgen van zilverpaling. Het VLIZ, INBO, UGent en VLAIO bouwen binnen dit kader een netwerk van ontvangers uit. Met de bekomen info kunnen waterbeheerders vervolgens zo veel mogelijk de weg vrijmaken voor de trekkende paling.

Intussen suggereert het onderzoek ook nieuwe trekroutes voor de paling. In strijd met de algemene opvatting dat uittrekkende zilverpaling de Noordzee via de noordelijke uitgang verlaat, toont de LifeWatch-monitoring dat ook de zuidwestelijke route via het Engels Kanaal mogelijk een rol van betekenis speelt. Aanwijzingen hiervoor zijn de passage van zowel Belgische, Nederlandse als Duitse palingen voor de kust van België. Deze kortere route bespaart energie wat de voortplanting ten goede komt. Een ander mogelijk gevolg is dat het voorkeur geniet beheersmaatregelen te nemen in die landen waar paling de ‘korte route’ neemt (bv. België en Nederland).

Met de bedoeling het brede publiek te informeren over de problematiek van de Europese paling en over de bevindingen van het zenderonderzoek, maakte het VLIZ voor LifeWatch Belgium een korte animatiefilm aan (3 minuten).

Perscontact

Pieterjan Verhelst
UGent – Marine Biology Research Group
T: +32 (0)9 264 85 17
GSM: +32 (0)499 38 72 87
E: Pieterjan.Verhelst@UGent.be

De nieuwe generatie DHV wordt klaar gestoomd

De nieuwe generatie Duiker Hulpverleners (DHV) krijgen nog een laatste voorbereiding voor hun praktisch examen van zaterdag.
Er werd een praktijksessie georganiseerd in Aalst en Gent, hier zie je de sfeerbeelden van de sessie in Gent. De sessie werd begeleid door Stien Van Hevele, Steven Mortier, Dirk De Ruyck, Anne-Marie Vander Mijnsbrugge en Nicolas De Smyter.

Foto’s

Veel succes aan alle kandidaten op het praktisch examen zaterdag!
Indien je zelf zin krijgt om DHV te worden (ook voor niet-duikers!) ga ook eens kijken op http://ovos.be/opleidingen/duiker-hulpverlener/

Verdwaalde fossielen in stoepranden !

18 FEBRUARY 2017
Fossiele bekerspons (links) en een Aulacostephanus-ammoniet in de vloer van winkelcentrum Hoog Catharijne. Foto’s: Jelle Reumer

Niet alleen in afgelegen groeves of langs verre stranden vind je fossielen. Paleobioloog Jelle Reumer biedt luie amateurs een prima alternatief: de stadspaleontologie. Een rondgang langs belemnieten in Hoog Catharijne en stromatolieten in de Domkerk.

‘Fossielen zijn veel dichterbij te vinden dan veel mensen denken. Kijk in huis eens goed naar je eigen schoorsteenmantel en vensterbank of de stoeprand voor het huis en je hebt een aardige kans dat daar Belgisch hardsteen bij zit. Dat zit vaak bomvol fossiele zeeleliefragmenten en met een beetje geluk zie je ook nog een mooi aangesneden koraaltje. Het is minstens 330 miljoen jaar oud, want Belgisch hardsteen stamt uit het laat-devoon of vroeg-carboon’, aldus paleobioloog Jelle Reumer, hoogleraar vertebratenpaleontologie in Utrecht en auteur van het recent verschenen boek Kijk waar je loopt!

Stadspaleontologie
Reumer breekt hierin een lans voor de stadspaleontologie, want ook winkelcentravloeren, standbeelden, gevelstenen en grafzerken zijn vaak gemaakt van geïmporteerd natuursteen. Daarin zijn schitterende fossielen te ontdekken. ‘Om een ammoniet te vinden hoef je dus helemaal niet naar Lyme Regis, ze zitten ook in de vloer van het winkelcentrum. Voor een zee-egel hoef je niet naar Normandië en voor een fossiel koraalrif niet naar Australië, want er zitten er genoeg in de stoeprand’, stelt Reumer. ‘Het zoeken naar fossielen in de stad heeft ten opzichte van het zoeken in de vrije natuur één nadeel: het wordt niet gewaardeerd wanneer je het aangetroffen fossiel daadwerkelijk probeert te verzamelen om mee naar huis te nemen.’ Laat de geologenhamer en beitel dus thuis en neem een fototoestel of smartphone mee, is Reumers advies.

Opmerkzaamheid
Kijk waar je loopt! staat vol met fossiele vondsten die in Nederlandse binnensteden zijn gedaan. ‘De samenstelling van dit boek is resultaat van mijn eigen opmerkzaamheid en vooral ook van die van anderen. Het is daarom onvermijdelijk incompleet’, constateert Reumer. ‘Dat is niet erg; het gaat erom opmerkzaamheid te kweken.’ Iedereen kan volgens hem in zijn eigen woonomgeving ook bijzondere en misschien nog wel veel zeldzamere fossielen vinden. Achter in het gidsje zijn blanco pagina’s opgenomen om aantekeningen van zulke eigen ontdekkingen te maken. ‘Als ze de mooiste naar mij sturen, komt het wellicht in een tweede druk’, glimlacht Reumer. ‘Ik kan nu nauwelijks nog normaal door de stad lopen, ik zie echt overal fossielen’, vertelt Reumer. ‘We lopen vaak als zombies over en langs allerlei dingen heen. Er zijn mensen die een godganse dag in het oerlijke en naargeestige winkelcentrum Hoog Catharijne rondlopen op koopjesjacht en je meewarig aankijken als je ze wijst op de prachtige ammonieten en belemnieten in de natuurstenen vloer.

‘Alle stadsfossielen zijn
inderdaad ongewervelden, ze
hebben me flink uit mijn
comfortzone gehaald’

Vanaf het Centraal Station loop je over een miljoenen jaren oude verkitte zeebodem. Het Nederlands Instituut voor Biologie is gevestigd op de rand van een schitterende fossiele rif-afzetting. Prachtig toch?’ Het beige gesteente van Hoog Catharijne staat bekend als jura-marmer, maar Reumer wijst erop dat dit een verkeerde aanduiding is. ‘In marmer zitten geen fossielen, dit is Beierse kalksteen uit groeves bij Treuchtlingen en Pappenheim. Het is gesteente uit het late jura en zo’n 157 tot 152 miljoen jaar oud’, aldus Reumer. De groeves bij Treuchtlingen hebben gigantische hoeveelheden fossielrijke kalksteen opgeleverd, boordevol aangesneden ammonieten, belemnieten en bekersponzen.

In Nederland zijn ook de winkelcentra Alexandrium bij treinstation Rotterdam Alexanderpolder, Beatrixkwartier in Den Haag en winkelcentrum Marsmanplein in Haarlem-Noord ermee bekleed. Van de laatste vindplaats siert een foto van de ammoniet Aulacostephanus de voorplaat van Kijk waar je loopt! ‘Het zijn mooie fossielen, maar zeldzaam zijn ze dus niet’, weet Reumer. Het ligt bijvoorbeeld ook in het operagebouw van Kopenhagen, het parlement van Vilnius en het John Wayne Airport in Santa Ana, vlak onder Los Angeles. Volgens Reumer is het Al Hamra Tower Business Center in Koeweit het grootste bouwproject waarin het Beierse gesteente is verwerkt: 340.000 vierkante meter ofwel 34 hectare fossielrijke tegels.

Comfortzone
Reumer begon zo’n tien jaar geleden met zijn research voor het boekje. ‘Ik heb vooral veel zitten googlen om te achterhalen waar gesteentes vandaan komen. Aannemers en architecten gebruiken heel andere namen, maar met een beetje speurwerk is er wel achter te komen.’ In zijn boek ‘wandelt’ hij van oud naar jong: van een spectaculaire nautilus-inktvisfossiel Orthoceras in Zweeds Ölandsteen uit het ordivicium (485 tot 444 miljoen jaar oud) in een Zierikzeese trouwzaal tot nog onbekende schelpdieren in het Rotterdamse beeld ‘Liggende figuur’ van Fritz Wotruba van Oostenrijks Leithakalk uit het mioceen (16 tot 13,5 miljoen jaar oud). ‘Alle stadsfossielen zijn inderdaad ongewervelden, ze hebben me flink uit mijn comfortzone gehaald’, constateert de vertebratenpaleontoloog. ‘Een Archaeopteryx zie ik nog niet zo snel in een winkelcentrum opduiken, maar er valt genoeg te ontdekken. In de stadspaleontologie zien we een aanzienlijk deel van de evolutie van het leven op aarde terug.’

Auteur Jelle Reumer en de omslag van Kijk waar je loopt! – Over stadspaleontologieHistorische Uitgeverij ISBN 9789065544469 Paperback, 144 pagina’s, 18,50 euro

Rondwandeling door prehistorisch Utrecht

Wandelroute voor stadsfossielen in Utrecht. Illustratie: Annemarie Roos
1 Winkelcentrum Hoog Catharijne, corridor tussen banketbakker Tamminga & Verweij en uitgang Moreelse Park: Aulacostephanus-ammonieten, Hibolithes-belemnieten en talloze bekersponzen – in beige Treuchtlingen-kalksteen (‘jura-marmer’), ouderdom laat-jura (157 tot 152 miljoen jaar oud). Tussen de viswinkel Volendam en Bakker Bart liggen een paar belemnieten – het inwendig skelet van een pijlinktvisachtige – waarvan behalve het donkergrijze rostrum ook het voorgelegen, van kamertjes voorziene, phragmacoon zichtbaar is. Foto: Jelle Reumer.

2a Plint Domtoren, Dompleinzijde op ooghoogte: Exogyra- of Nanogyra-oestersin lichtgrijs Portlandkalk uit Zuid-Engeland, ouderdom eind-jura (152 tot 145 miljoen jaar oud). ‘De tweekleppige weekdieren verschillen in uiterlijk niet van de oesters die de viswinkel dagelijks verkoopt’, aldus Reumer. Foto: Jelle Reumer

 

2b Plint zuidwand Domkerk, tegenover het Academiegebouw: stromatolieten in grijs kalksteen, ouderdom vrijwel zeker carboon (359 tot 299 miljoenjaar oud). Deze versteende spekkoekachtige structuren bestaan uit dunne laagjes kronkelig afgezet kalk door eencellige algen. Foto: Jelle Reumer.


2c Sokkel van Jan van Nassaumonument op het Domplein: brachiopoden in grijs Iers of Belgisch hardsteen, ouderdom laat-devoon tot vroeg-carboon (383 tot 331 miljoen jaar oud). Het betreft hier resten van armpotigen, zeedieren met twee scharnierende schelphelften die niet nauw verwant zijn aan de huidige tweekleppigen of bivalven. Foto: Jelle Reumer.

3 Stoep voor Lange Nieuwstraat 56: Asteractinella-bekerspons in grijs Belgisch hardsteen uit de buurt van Doornik (Tournai), ouderdom vroeg-carboon (359 tot 347 miljoen jaar oud). Zeer forse en fraaie bekerspons met zeven grote en twee kleine lobben. Is zelfs op Google Streetview te zien. ‘Zo mooi, dat het een omweg waard is’, meent Reumer. Inmiddels is ook in Leiden een vondst van deze zeldzame bekerspons gemeld. Foto: Jelle Reumer.

4 Stoepranden langs Korte Jansstraat, westzijde: zeelelies en Zaphrentis-achtige koraaltjes in grijs Iers of Belgisch hardsteen, ouderdom laat-devoon tot vroeg-carboon (383 tot 331 miljoen jaar oud). Complete zeelelies, op stelen aan de zeebodem vastzittende stekelhuidige dieren, of kelken zijn nauwelijks te vinden, maar dwars of deels overlangs doorgesneden steel- of armonderdelen zijn zeer talrijk in dit gesteende aanwezig. Foto: Moebius.

5 Monument voor oogheelkundige F.C. Donders. Janskerkhof: zeeleliefragmenten in wit, fijnkorrelige crinoïden- of trochietenkalk uit Euville bij Nancy, ouderdom midden-jura (168 tot 166 miljoen jaar oud). Zit vol met fragmenten van zeelelies en kleine stukjes zee-egelschaal en -stekels. ‘Neem dus een vergrootglas mee’, adviseert Reumer, ‘bij vergroting ziet de Euvillekalk er uit als fijnkorrelige rijstebrij of couscous en wekt het verbazing dat het hele Dondersmonument niet als een pudding ineenzakt.’ Foto: Jelle Reumer.

6 Winkelcentrum Hoog Catharijne, binnenplein tussen C&A, H&M en McDonald’s: Echinolampas-zee-egels – of nauw verwanten – in zwart gesteente uit het Catalaanse dorp San Vincente de Castellet, ouderdom eoceen (41 tot 38 miljoen jaar oud). Er zijn verschillend aangezaagde zee-egels te vinden: de cirkelvormige witte schalen zijn redelijk intact en tonen schitterende details, zoals mondopeningen of de vijftallig en stervormig gerangschikte openingen voor de buisvoetjes van deze stekelhuidigen. Foto: Jelle Reumer.

Vijf andere verdwaalde stadsfossielen in Nederland:

Vloer en wanden hal Rijksmuseum Amsterdam: donkerblauwe Nerineaslakkenhuizen in beige jurakalksteen – zogeheten Blue Moleanos – uit het Portugese Serra d’Aire e Candeeiros, ouderdom midden-jura (166 tot 163,5 miljoen jaar oud). Foto: Jelle Reumer.

Vloer stadhuis Enschede: Lituites-inktvis met krulstaart in zwart Brunflo-kalksteen uit Midden-Zweden, ouderdom ordovicium (485 tot 444miljoen jaar oud). Foto: Jelle Reumer.

Vloer, vensterbanken en raamlijsten kloostergang abdij van Middelburg: Potamides- en Cerithium-slakkenhuizen in grijsgele Gobertange zandsteen uit de omgeving van Brussel, ouderdom midden-eoceen (48 tot 41 miljoen jaar oud). Foto: Jelle Reumer.
Gevel gebouw De Appelaar in Haarlem: nummulieten of macroforaminiferen in beige Vicenzakalksteen uit NoordItalië, ouderdom laat-eoceen (38 tot 34 miljoen jaar oud). Foto: Jelle Reumer.
Sokkel van beeld De Zaaier van August Falise bij Atlasgebouw Campus Wageningen: Favosites-koraal – of verwante honingraatkoraal – in grijs Belgisch hardsteen, ouderdom laat-devoon tot vroeg-carboon (383 tot 331 miljoen jaar oud). Foto: Moebius.

Door Gert van Maanen
Bron : Bionieuws

Rondneuzen in historische kaarten van onze kust en Noordzee

Meer dan 200 historische kaarten van de Belgische kustzone en de zuidelijke Noordzee, daterend uit de 16de tot de 20ste eeuw, worden vrij beschikbaar gemaakt door VLIZ en partners via de website HisGISKust. Hoogst waardevol is dat alle oude kaarten gegeorefereerd werden ten opzichte van het huidige coördinaatsysteem. Zo tonen ze nauwkeurig hoe onze kust- en zeegebieden er vroeger uitzagen, en hoe ze gebruikt en genoemd werden.


Kaart: Flandria door Van Berckenrode Balthasars Floris uit 1603. Collectie Cultuurbibliotheek, Brugge. HisGISkust stelt de gegeorefereerde versie van deze – en 200 andere kaarten – vrij ter beschikking.

HisGISKust (www.vliz.be/hisgiskust) startte in 2016 en ontsluit op digitale wijze historische kaarten (16de tot 20ste eeuw) met specifieke informatie over de kustzone, het Belgisch deel van de Noordzee en de monding van de Schelde (incl. de grensgebieden).

Het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en de Cultuurbibliotheek zijn de initiatiefnemers, met financiering van de Provincie West-Vlaanderen. Ondertussen zijn ook het Renard Centre of Marine Geology (UGent), de Provinciale Archiefdienst West-Vlaanderen, het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis en het Museum van de Zwinstreek (Sincfala) partners van HisGISKust.

In de afgelopen maanden zijn aan HisGISKust 130 nieuwe gegeorefereerde kaarten toegevoegd, hetgeen het totale aantal op meer dan 200 kaarten brengt. Iedereen kan deze gegeorefereerde kaarten vrij gebruiken, in navolging van de Open Data-beweging (zie gebruiksvoorwaarden). Ook afgeleide producten, informatie in verband met geometrische nauwkeurigheid en andere relevante metadata worden ter beschikking gesteld via HisGISKust. Bovendien is de website vanaf heden eveneens in het Engels beschikbaar.

Bij de nieuwe kaarten zit onder meer materiaal van gerenommeerde cartografen uit de 16de, 17de en 18de eeuw (Mercator, Blaeu …) maar eveneens een topografische kaartenreeks als Vander Maelen (1846-1854). Ook nautische kaarten, zoals de kaart van de Vlaamse banken opgemaakt door A. Stessels in 1866, maken nu deel uit van de collectie. Ten slotte werden alle visserijkaarten van de Piscatorial Atlas (Olsen, 1883) toegevoegd in HisGISKust, hetgeen een uniek beeld verschaft van de verspreiding van de visbestanden in de Noordzee meer dan een eeuw geleden.

In de toekomst zullen wij HisGISKust verder uitbreiden met relevante historische kaarten en luchtfoto’s. Alle ideeën of suggesties zijn overigens welkom. Verder kijken wij ook uit naar nieuwe partners die kaart­materiaal of luchtfoto’s – mits correcte bronvermelding – willen ter beschikking stellen voor dit initiatief.

Contact
Hans Pirlet
Senior Wetenschappelijk Medewerker Afdeling Beleidsinformatie
hans.pirlet@vliz.be – +32-(0)59-34 01 78

Bron : VLIZ

​Walvishaaien in een druppel zeewater

JANUARY 2017
Dankzij e-DNA in zeewater kunnen wetenschappers onderzoek doen aan deze walvishaai, zonder hem te zien. Foto: Steffen Sanvig Bach

 

Minder dan 30 liter zeewater hadden onderzoekers nodig om hele walvishaaipopulaties in kaart te brengen. Daarmee is voor het eerst zogeheten environmental DNA (e-DNA ) ingezet om niet alleen de aanwezigheid van een soort aan te tonen, maar ook de genetica van hele populaties op te helderen. De nu bewezen methode maakt monitoring en beheer van deze en andere bedreigde diersoorten eenvoudiger, schrijven onderzoekers uit Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Qatar 21 november in Nature Ecology & Evolution.

Betrouwbaarheid
Jaarlijks verzamelen zich honderden walvishaaien in de Perzische Golf voor de kust van Qatar om te foerageren op de eieren van tonijnen die in het gebied paaien. Al jaren deden marien biologen van Maersk Oil Research onderzoek naar de walvishaaien in het gebied dat bekend staat als het Al Shaheen Oil Field; inmiddels hebben ze meer dan driehonderd individuen geïdentificeerd op basis van weefselmonsters en patroonherkenning. Een uitgelezen kans voor onderzoekers van de Universiteit van Kopenhagen om de betrouwbaarheid van e-dna te testen.

‘Dit project met walvishaaien was een unieke kans om de potentie van deze dna-methode op populatieschaal te testen.’

De onderzoekers namen twintig zeewatermonsters, analyseerden het mitochondriaal dna en vergeleken deze met bekende sequenses van de eerder genomen weefselmonsters. ‘We waren verbaasd dat zelfs grote dna-fragmenten van de walvishaaien intact zijn gebleven in het zeewater’, zegt eerste auteur Eva Egelyng Sigsgaard in een persbericht van de Universiteit van Kopenhagen. ‘Het werd nog interessanter toen we sequenses ontdekten van veel verschillende individuen.’

‘Dit project met walvishaaien was een unieke kans om de potentie van deze DNA -methode op populatieschaal te testen, aangezien we een groot aantal weefselmonsters tot onze beschikking hadden om mee te vergelijken’, zegt onderzoeksleider Philip Francis Thomsen, die eerder al de toepasbaarheid van e-dna in marien water aantoonde.

Foto-identificatie
Nu blijkt dat de methode werkt, kunnen onderzoekers gemakkelijker informatie over populaties verzamelen. En dat is handig voor een soort die enorme afstanden aflegt en zich niet altijd laat zien. Voorheen onderzochten biologen de walvishaaien met behulp van akoestische en satelliettags, en foto-identificatie op basis van de witte stippen op de huid. ‘Dat vereist echter wel dat we walvishaaien ook daadwerkelijk zien, wat niet altijd het geval is’, zegt marien bioloog en mede-auteur Steffen Sanvig Bach van Maersk.

Ook speculeren de onderzoekers dat ze de e-DNA -methode kunnen inzetten om voedselketens te bestuderen. Uit de monsters bleek nu al een duidelijke correlatie tussen het aantal walvishaaien en hun voornaamste voedsel: hoe meer tonijn-DNA in de watermonsters, hoe meer DNA van walvishaaien ze aantroffen.

Bron: http://www.bionieuws.nl/artikelen/walvishaaien-in-een-druppel-zeewater/

Door Maartje Kouwen

Aristoteles en mariene biodiversiteit

Wist u dat de Griekse filosoof Aristoteles ook grondlegger is van de studie van het zeeleven? Deze “Linnaeus avant la lettre” bracht een belangrijk deel van zijn leven door met het onderzoeken van de mariene biodiversiteit. Meer nog, meer dan 40% van de dieren die hij bestudeerde, waren uit zee afkomstig. Had hij vandaag geleefd, hij zou een geknipte ambassadeur zijn voor het hedendaagse mariene biodiversiteitsonderzoek! Om dit deel van zijn carrière in de schijnwerpers te plaatsen, brengen we in vijf episodes diverse aspecten van zijn leven en werk, en leggen het verband met relevante actuele initiatieven en projecten. Door dit te doen hopen we aan te tonen hoezeer zijn werk ook vandaag nog leeft en betekenis heeft… Maar eerst gaan we even in de tijd terug om de man Aristoteles wat beter te leren kennen, en zo te begrijpen hoe de zee zijn leven binnendrong.

Ter erkenning van de belangrijke bijdrage van Aristoteles tot de wijsbegeerte en de wetenschappen, betitelde UNESCO 2016 (i.e. 2400 jaar na diens geboorte) tot het “Aristoteles Jaar”. Om zijn specifieke bijdrage aan de mariene wetenschappen te vieren, brengen we 5 verhalen, die telkens wetenschappelijke bevindingen van onze Griekse held in de taxonomie, de ecologie en in de biogeografie van soorten, linken aan hedendaagse acties. Nu lopende internationale initiatieven als het Wereldregister van Mariene Soorten (WoRMS(link is external)), het Europese LifeWatch project (met Belgische en Griekse bijdrage), het Europese Mariene Observatie en Data Network (EMODnet(link is external)) en de Europese node van het  Ocean Biogeographic Information System (EurOBIS(link is external)) zijn heel wat aan Aristoteles verschuldigd. Laat ons dus even stilstaan bij hoe de man ook vandaag nog een invloed uitoefent op het mariene biodiversiteitsonderzoek!

 

Aristoteles, de ‘Linnaeus-van-de-zee’ avant la lettre

Aristoteles was veel meer dan een klassiek filosoof. Hij was ook een universeel wetenschapper, met een brede interesse in diverse wetenschappelijke disciplines. Voor biologie had hij een zwak, en heel wat vroege en grote taxonomen zoals Linnaeus en Mayr bewonderden hem. Maar ook vandaag, 2400 jaar later, oefenen de werken van Aristoteles nog steeds een grote aantrekkingskracht uit op vorsers op zoek naar de roots van het marien biologisch onderzoek. Deze informatie kan ook anno 2016 nog veel betekenen voor de kennis van het Middellandse Zee gebied. (Lees meer)

Aristoteles en diens opmerkelijke prestaties binnen de mariene taxonomie 

De werken van Aristoteles vormden de eerste publicaties over dierkunde en mariene biologie. Ze bevatten niet minder dan 1400 meldingen van namen van zeedieren, van in totaal 200 verschillende taxa. Namen als ‘tetrapoda’ en ‘malacostraca’ zijn meer dan twee millennia geleden aan zijn brein ontsproten en vandaag nog steeds in voege. Mede daarom kunnen we hem terecht als vader van de biologische classificatie huldigen. (Lees meer)

Aristoteles en zijn studies naar kenmerken van zeedieren

Hij was het die als eerste dieren onderscheidde op basis van waarneembare ‘soortkenmerken’.  Habitats, migratie, voedingstechnieken, manieren van voortplanting en vele andere kenmerken en anatomische details besprak hij in zijn werken. Dit inzicht en deze kennis van het zeeleven verdient onze waardering, temeer daar hij dit alles diende te volbrengen met als enige instrumenten zijn beide ogen. De gangbare moderne technologieën waren toen nog pure science fiction… (Lees meer)

Aristoteles over verspreiding en migratie van soorten

De eerste systematische verslaggeving van wat er leeft in de Middellandse Zee kwam voort uit zijn pen. Ook al bracht hij een belangrijk deel van zijn leven door aan de Egeïsche Zee, toch getuigt hij ook van een veel bredere kennis en bekendheid met andere deelgebieden van de Middellandse Zee. Aristoteles observeerde hoe vispopulaties migreerden en legde het verband met de voortplanting en voeding. Ook was hij zich al bewust dat paling vanuit rivieren naar zee trekt, al sloeg hij de bal mis bij het verklaren van hoe ze zich voortplanten (“paling ontstaat uit modder”). Al kunnen we hem dit moeilijk kwalijk nemen, want ook vandaag nog blijft dit mysterie grotendeels onopgelost! (Lees meer)

Aristoteles en zijn bijdrage tot de naamgeving van zeedieren

Aristoteles was een echte pionier in het samenbrengen van bestaande (volks)namen voor de mariene fauna en in het uitdenken van nieuwe namen. Veelal baseerde hij die op kenmerken van de soort, een praktijk die ook vandaag nog zowel voor wetenschappelijke als volksnamen gebruikelijk is. Als pionier had hij toen nog geen last van synoniemen (meerdere namen voor één taxon) en homoniemen (meerdere taxa voor één naam), iets wat op heden tot verwarring kan leiden. De man liet een gigantische erfenis na, met heel wat termen die tot op heden in de nomenclatuur gebruikt worden. (Lees meer)

 

Deze nieuwsreeks is een samenwerking tussen:

 

Arristotle University of Thessaloniki – School of Biology(link is external) – Eleni Voultsiadou, professor  Dierkunde  aan de Aristoteles Universiteit van Thessaloniki (School of Biology), is de trekker van deze communicatieactie. Zonder haar toewijding en bijdrage zou deze artikelreeks niet zijn gerealiseerd. Prof. Voultsiadou heeft, naast haar specialisatie in mariene biologie, ook een sterke interesse in de geschiedenis en filosofie van de biologische wetenschappen en in zoölogische terminologie en nomenclatuur, zoals gedemonstreerd in haar publicaties over Aristoteles en zijn relatie tot de zeewetenschappen. Bij het compileren van de informatie voor deze nieuwsactie, konden we bogen op haar expertise wat leidde tot het documenteren van enkele intrigerende en zelfs grappige feiten die niet bekend waren bij een breder publiek. Daarnaast is prof. Voultsiadou ook actief binnen LifeWatch Griekenland en droeg ze bij aan de LifeWatchGreece Special Collection(link is external), met een geupdate checklist van de Griekse sponzen(link is external).

Flanders Marine Institute (VLIZ)(link is external) – Het Vlaams Instituut voor de Zee is een centraal coördinatie en informatie platform voor marien en kustgebonden wetenschappelijk onderzoek. Als partner in verschillende projecten en netwerken, promoot en ondersteunt VLIZ het internationale karakter van Vlaams marien wetenscahppelijk onderzoek en internatinoale mariene educatie. Het VLIZ-datacentrum biedt begeleiding, technologieën en instrumenten aan aan wetenschappers en beleidsmakers ter ondersteuning van marien databeheer. Binnen internationale netwerken werkt het VLIZ mee aan de uitbouw van data-infrastructuren en bevordert het de doorstroming van mariene gegevens vanuit België. Het Datacentrum is onder andere verantwoordelijk voor het managementvan internationale e-infrastructuren zoals LifeWatch, het Wereldregister van Mariene Soorten, het centrale portaal voor het Europees Marien Observatie en Data Netwerk (EMODnet), the Europese node van het Ocean Biogeographic Information System (EurOBIS) en Marine Regions.

Hellenic Centre for Marine Research (HCMR)(link is external) – HCMR voert wetenscahppelijk en technologisch onderzoek uit, alsook experimentele ontwikkeling en verdeling en toepassing van de bekomen resulaten, vooral met betrekkingen tot de bescherming vande hydrosfeer, organismen, de kust en de zeebodem, zowel op fysisch, chemisch, biologisch en geologisch vlak. Het Instituut voor Marine Biologie, Biotechnologie en Aquacultuur (IMBBC) is één van de drie HCMR deelinstituten. Hun focus ligt op ecosysteemstructuur, -functionering, – dynamiek en genetische diversiteit. Daarnaast kijken ze ook naar het beheer en de bescherming van mariene ecosystemen, de studie van veranderingen in biodiversiteit die veroorzaakt worden door natuurlijke en mensellijke verstoring en welk gevolg dit heeft op het functioneren van het ecosysteem.

 

World Register of Marine Species (WoRMS)(link is external) – WoRMS heeft de ambitie om dé alles omvattende lijst van namen van mariene organismen wereldwijd te zijn, met inbegrip van de synoniemen. De inhoud wordt, in een continu proces, gecontroleerd door taxonomische experten die waken over de kwaliteit van de informatie. Dagelijks voegen taxonomische editors en leden van het data management team nieuwe informatie toe. WoRMS is tevens onderdeel van de LifeWatch Taxonomic Backbone.

LifeWatch Belgium – Dit project maakt deel uit van de Europese LifeWatch infrastructuur(link is external). Het werd ontwikkeld als onderdeel van het Europees Strategische Forum voor Research Infrastructuur (ESFRI(link is external)) en kan gezien worden als een virtueel laboratorium voor biodiversiteitsonderzoek. België ondersteunt LifeWatch met diverse, elkaar aanvullende ‘in-kind’ bijdragen.  Deze worden geïmplementeerd als langere termijn projecten uitgevoerd door verschillende onderzoeksinstellingen en universiteiten te lande, en worden telkens door de respectievelijke overhead ondersteund. LifeWatch België zet in op het ontwikkelen van een brede range aan data services die gebruikers toelaten hun gegevens op te laden, te integreren en te verwerken en zo afgeleide producten te ontwikkelen. Het matchen van taxa met bestaande taxonomische registers en het opvragen van relevante verspreidingsinformatie maakt daar deel van uit.

 

LifeWatch Greece(link is external) – de LifeWatchGriekenland Research Infrastructuur (LWG RI) wordt structureel gesponsord door GSRT. Het vormt de nationale bijdrage tot het minutieus catalogeren van Griekse ecosystemen en hun soorten, alsook het opvolgen van de soortenverspreiding in tijd en ruimte. Om dit doel te bereiken volgt LWG RI de centrale LifeWatch.eu aanbevelingen en streeft het ernaar alle Griekse wetenschappers actief in het biodiversiteitsonderzoek en binnen de data observatoria, samen te brengen. Een centraal portaal helpt deze visie voor een nationale centrale infrastructuur te bewerkstelligen, en omvat een gamma aan digitale services (e-Services) en virtuele labs (vLabs).

EMODnet Biology(link is external) – het EMODnet biologie data portaal geeft, voor alle Europese regionale zeeën, vrije toegang tot gegevens over temporele en ruimtelijke verspreiding van mariene soorten en over soortskenmerken. EMODnet Biologie is onderdeel van het door de EU gefinancierd Europees Marien Observatie- & Data Network, en bouwt verder op het Wereldregister voor Mariene Soorten en het Europees Ocean Biogeografisch Informatie Systeem.

 

European Ocean Biogeographic Information System (EurOBIS)(link is external) – EurOBIS is een online marien biogeografisch datasysteem dat gegevens samenbrengt over levende zeeorganismen. Hoofddoelen zijn: (1) het centralizeren van een grotendeels versnipperd landschap aan biogeografische data zoals verzameld door Europese instellingen allerhande; (2) het vrij en vlot beschikbaar maken van deze data. Om een basiskwaliteit te garanderen worden de gegevens, vóór publicatie, onderworpen aan een reeks kwaliteitscontrole procedures. De EurOBIS data vormen de ruggengraat van het EMODnet Biologie Portaal. EurOBIS is ook onderdeel van de LifeWatch Taxonomic Backbone.

Mediterranean Ocean Biogeographic Information System (MedOBIS)(link is external) – Het MedOBIS virtuele lab (vLab) werd ontwikkeld in kader van het nationale bijdrage aan het LifeWatch project. Het biedt kwaliteitsgecontroleerde data en metadata aan aan OBIS en GBIF en maakt gebruik van bestaande ‘open source’ technologieën, internationale standaarden en tools die beschikbaar zijn via de OBIS helpdesk. Via MedOBIS kunnen gebruikers datasets van mariene soorte nnn het Middellandse Zee-gebied doorzoeken. Het doel is om een allesomvattend systeem te ontwikkelen voor Mediterane biologische data, zodat belangrijke wetenschappelijke vragen kunnen beantwoord worden. Op internationaal niveau vraagt OBIS zich hetvolgende af: “als wetenschappers data over zeeën en oceanen niet efficient kunnen verzamelen en delen met elkaar, hoe zal het dan mogelijk zijn om nieuwe, allesomvattende hypotheses over onze oceanen te ontwikkelen?” MedOBIs stelt zich exact dezelfde vraag op een meer regionale schaal en dit heeft  hun activiteiten de laatste 10 jaar grotendeels gestuurd. MedOBIS is onderdeel van de LifeWatch Taxonomic Backbone.

Marine Regions(link is external) – De opzet van ‘Marine Regions’ is een standaard, relationele lijst van geografische namen te ontwikkelen, gekoppeld aan informatie en kaartmateriaal m.b.t. deze geografische lokaties. Op die manier wordt de toegang tot en de eenduidigheid in diverse geografische, zeegebonden namen (bv. zeeën, zandbanken, baaien,…) verbeterd. Ook grenzen van marien biogeografische gebieden of zones gehanteerd in een beheerscontext, worden op die wijze zo eenvormig mogelijk geduid.

 

Interim Register of Marine & Non-marine Genera (IRMNG)(link is external) – het Interim Register van Mariene en Niet-mariene Genera is een voorlopige (‘interim’) compilatie van genusnamen. Ze omvat in één system zowel levende als uitgestorven biota. Het is een antwoord op taxonomische vragen of vragen m.b.t. bijvoorbeeld homoniemen, auteurschap, ‘parent-child’ relaties, verschillen in spelling en onderscheid tussen mariene en niet-mariene en/of fossiele en nog levende taxa. IRMNG maakt deel uit van de LifeWatch Taxonomic Backbone.

Bron : VLIZ & LifeWatch

Melanistische harlekijnslakken in de Oosterschelde

Stichting ANEMOON

Recent kreeg Stichting ANEMOON onderstaande foto toegestuurd. De maker van de foto wilde graag weten of dit een bijzondere, mogelijk zelfs voor de Nederlandse kustwateren nieuwe soort zeenaaktslak is. Het dier lijkt op een harlekijnslak maar die zijn meestal wit en geel gekleurd. Wat is er met dit dier aan de hand?

melanistische-harlekijnslak_valentin-engelbos_

Sinds de zomer van 2011 worden jaarlijks in vooral de centrale en westelijke Oosterschelde, maar ook in de Noordzee door sportduikers duizenden harlekijnslakken (Polycera quadrilineata) waargenomen. Daarvoor was het een zeldzame soort voor de Nederlandse kustwateren. De soort is eenvoudig te herkennen aan zijn uitwendige anatomische kenmerken met onder andere een relatief slank lichaam, kieuwkrans en lamellen op de rhinoforen (de knotsvormige zintuigorganen op de bovenzijde van de kop). Bij bijna alle dieren is het lichaam semi-transparant wit met geel pigment op alle kopaanhangsels, de kieuwkrans en de twee vingervormige papillen die daarnaast staan. Ook op het lichaam komen in wisselende mate lijnen en vlekken voor die geel gepigmenteerd zijn. Zelden is het gele pigment wat meer oranje gekleurd.

harlekijnslak_peter-van-bragt_1

Karakteristiek wit en geel gekleurde harlekijnslak.

In tegenstelling tot het typische wit en de gele vlekken van de “gewone” harlekijnslak is het dier op de foto boven in dit bericht opvallend zwart gekleurd en lijkt daardoor wellicht een andere soort te zijn. Als je het dier nauwkeurig bestudeert dan komen alle externe anatomische kenmerken overeen met die van de harlekijnslak. Het is alleen de zwarte pigmentering die het dier opvallend afwijkend maakt.

Melanisme
De kleur van dieren is vaak een onbetrouwbaar determinatiekenmerk. En dat is nu dus ook het geval. Dit is gewoon een harlekijnslak met een afwijkend zwart kleurpatroon. Deze kleurvariatie wordt melanisme genoemd. Het woord melanisme is afgeleid van melanine, de pigmentstof die de zwarte verkleuring vormt. Het melanisme bij harlekijnslakken kent enkele zeer opvallende eigenschappen.

Dit fenomeen komt zeer wisselend in de Nederlandse en West-Europese populatie harlekijnslakken voor. Meestal moet je naar de spreekwoordelijke speld in een hooiberg zoeken om tussen honderden slakken een exemplaar met melanistische verkleuringen te vinden. Opvallend genoeg zijn er dit najaar juist heel veel slakken met meer of minder melanisme aangetroffen. En in dat “meer of minder” zit wellicht het meest bijzondere kenmerk van deze eigenschap voor deze soort.

Meer of minder melanisme
Dieren met slechts een heel klein beetje melanisme hebben dit nagenoeg altijd alleen maar aan de basis en binnenzijde van de rhinoforen. Heeft het dier wat meer melanisme dat zijn ook de top van de veren van de kieuwkrans zwart gekleurd. Nog meer melanisme uit zich in een dubbele zwarte streep op de rug tussen de kieuwkrans en de kop. Bij nog meer melanisme komen er meerdere zwarte strepen op de rug voor en wordt ook het achterlijf met een opvullende vlek zwart gekleurd. Dieren met bijvoorbeeld alleen maar melanisme op de rug of rug en kieuwkrans maar niet op de rhinoforen worden niet waargenomen. Wat de oorzaak van deze typische volgorde in de stapeling van melanine in de dieren is, weten we helaas niet. Dit dier is uitzonderlijk zwaar melanistisch gepigmenteerd en draagt ook het minder vaak voorkomende oranje pigment. Het is een zeldzame waarneming!

harlekijnslak_peter-van-bragt_2

Eerste stadium van melanisme (links) en een Harlekijnslak met veel meer zwarte pigmentering (rechts).

En waarom er dit najaar zoveel melanistische harlekijnslakken in de Oosterschelde worden waargenomen is eveneens een raadsel, maar wel een leuk natuurfenomeen om sportduikend te observeren. Melanisme wordt over de gehele West-Europese kust bij harlekijnslakken waargenomen. Maar het is onze enige zeenaaktslak die deze eigenschap laat zien. “Meer of minder melanisme” heeft zeer zeker niets te maken met de landelijk gevoerde discussie over zwarte Piet!

Tekst: Peter H. van Bragt
Foto’s: Valentin Engelbos (openingsfoto: melanistische harlekijnslak). Peter H van Bragt


Anemoon Stichting logo RGB_websiteDit artikel is uitgebracht door Stichting ANEMOON en met toestemming overgenomen van Nature Today.